Definities van Lexicon Nederlandstalige gezegden in de Ensie W
- Waar een wil is is een weg
- Waar gehakt wordt, vallen spaanders
- Waar het hart vol van is, loopt/vloeit de mond van over
- Waar het paard aangebonden is, moet het vreten
- Waar niets is, verliest de keizer zijn recht
- Waar rook is, is vuur
- Waar twee kijven hebben twee schuld
- Wat baten kaars en bril, als den uil niet zien en wil
- Wat de boer niet kent dat eet hij niet
- Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen?
- Wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert
- Wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen
- Wat in het vat zit, verzuurt niet
- Wat niet weet, wat niet deert
- Water bij de wijn doen
- Water en vuur zijn
- Water in zee dragen
- Weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet
- Weinig armslag hebben
- weinig tijd/moeite in iets steken
- Werk aan de winkel zijn
- Werken als een paard
- Werken zolang het dag is
- Weten hoe de vork in de steel zit
- Weten uit welke hoek de wind waait
- Weten waar Abraham de mosterd haalt
- Weten waar de schoen wringt
- Wie 's nachts uit vissen gaat, moet overdag zijn netten drogen
- Wie a zegt moet ook b zeggen
- Wie aan de weg timmert heeft veel bekijks
- Wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon gaan lopen
- Wie de roede spaart, haat zijn kinderen
- Wie de schoen past, trekke hem aan
- Wie een hond wil slaan, kan gemakkelijk een stok vinden
- Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in
- Wie eens steelt is altijd een dief
- Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft
- Wie goed doet, goed ontmoet.
- Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd
- Wie het laatst lacht, lacht het best
- Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt de deksel op de neus
- Wie hoog klimt kan laag vallen
- Wie in het schuitje zit moet meevaren
- Wie kaatst kan/moet de bal verwachten
- Wie met pek omgaat, wordt ermee besmet
- Wie mooi wil wezen, moet pijn lijden
- Wie niet horen wil, moet maar voelen
- Wie niet sterk is moet slim zijn
- Wie niet waagt, niet wint
- Wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets
- Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje
- Wie wind zaait, zal storm oogsten
- Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht
- Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten
- Wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten
- Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht
- Wie zwijgt, stemt toe
- Wiens brood men eet, diens woord men spreekt
- Wijd en zijd zijn
- Willen weten welk vlees men in de kuip heeft
- Willens en wetens iets doen
- Wind
- Woord houden
- Woorden hebben