Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Gepubliceerd op 31-03-2017

Pak

betekenis & definitie

Pak - term voor peloton. Vgl. Fr. le paquet; Eng. the bunch, the pack.

'Het pak zijn achterwiel laten zien': het peloton voorbijrijden. 'In het pak zitten': in een verloren positie verkeren. 'In het pak gestoken worden': eig. opgelicht, beduveld worden. In wielerterminologie meer specifiek: een ontsnapping missen door onoplettendheid; door een combine in een kansloze positie worden gemanoeuvreerd; zich laten losrijden. 'Uit het pak komen': een sprint wagen en het peloton achter zich laten. Fr. faire l'écart, se tirer; Eng. to burst out of the field, to leave the pack. 'Snel pak': aërodynamisch koerspak, meestal van lycra en uit één stuk. Stelt vanwege de lagere luchtweerstand de renner in staat om hogere snelheden te halen. Bij valpartijen kan men echter eerder brandwonden of ernstige schaafwonden oplopen dan bij gebruikelijke kleding. In de jaren zeventig door o.a. Peter Post geïntroduceerd in de Tour.