Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 03-08-2017

tempo

betekenis & definitie

(het; -’s) - vaart, snelheid: tempo maken, de snelheid verhogen; het tempo aangeven, bepalen, dicteren, bepalen hoe snel er gereden wordt; het tempo drukken, breken, bewust langzamer fietsen, bv. om (een groep renners) af te stoppen; gestrekt tempo, hoog tempo, net onder topsnelheid.

• Hij schakelde opnieuw een tandje terug, maar hield het tempo zo hoog mogelijk. Te hoog voor Jaap. Toen Thomas zich diep vooroverboog en onder zijn rechter- oksel door keek, zag hij hem langzaam uit zijn wiel zakken. (SMIDO)