Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 03-08-2017

raspaardje

betekenis & definitie

(het; -s) - (jonge) renner van grote klasse

• In 1971 kwam er plotseling een raspaardje uit de lucht vallen. Zijn naam was Roy Schuiten en hij leek onder de vakbekwame leiding van Frans Mahn een sterke baanrenner te kunnen worden; ook in de zesdaagsen voor amateurs kon hij goed uit de voeten. Op de weg had die blonde jongen uit Zandvoort eveneens grote mogelijkheden. (SLOGK)