Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 02-08-2017

ketting

betekenis & definitie

(de; -en) - samenstel van kleine plaatjes (schalmen) die achtereenvolgens met elkaar zijn verbonden door korte, ronde staven, om welke de plaatjes draaien, en die gebruikt wordt voor het overbrengen van bewegingen van tandraderen op een fiets, syn. plaatschalmketting, aandrijfketting, fiets- ketting: de ketting loopt, ligt eraf, is van de tandraderen gelopen; hij had zeker een lekke ketting, (spottend) niet bestaand defect, dus een excuus voor een slechte prestatie; met strakke ketting fietsen, gecontroleerd meerijden, zonder zich te forceren.

• De zegswijze ‘de ketting strak houden’ (flink doortrappen zonder te verslappen) wordt toegeschreven aan Fedor den Hartog. Hij deed dat graag een hele koersdag lang, vanuit het vertrek. Fedor maakte daar geen vrienden mee in het peloton. (Dominique Elshout)