(onov ww; jumpte; h. gejumpt) - demarreren, wegspringen, meestal naar iem. of iets toe, bv. naar een renner die vooruit in het zicht is.
• Toen een elite-gezelschap, bestaande uit Moser, Raas, Bemaudeau en Duclos-Lasalle, zich van het peloton afzonderde, jumpte Daniël Willems er naartoe, en duikelde er in de afdaling zo overheen. (SOELV)