jakkerde; h. gejakkerd) 1 (ov ww) - (bij het fietsen) onbarmhartig open voortjagen 2 (onov ww) - overmatig, onbehoorlijk hard fietsen.
• Diep over het stuur gekromd, z’n mond wijdopen, z’n haren klapperend in z’n nek, jakkerde hij over het jaagpad langs het kanaal. (ARNOU)