Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 02-08-2017

hol

betekenis & definitie

(het; en) AL spreektaal - gat, achterste, syn. kont: uit je hol kletsen, knallen, versnellen, demarreren; je hol (kont) laten zien, demarreren; met open hol rijden, met je hol open zitten, voluit koersen, met maximale inspanning, waarbij grote vermoeidheid zichtbaar is; (van)uit iem. hol komen, wegspringen, vanachter een renners gat, kont) wegdemarreren; in je hol meenemen, terugbrengen, een andere renner achter je laten rijden, uit de wind; in iem. hol (kont) kruipen, wieltjesplakken.

• Gerrie Knetemann: ‘En laat ik nou op 9 juli, de dag nadat ik een hele bergetappe met mijn hol open had gezeten, op de verjaardag van m’n moeder, in Albi mijn eerste Touretappe winnen! De ene dag nog net geen dood vogeltje en de volgende dag ritwinnaar!’ (RUITS)