Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 02-08-2017

geïsoleerde

betekenis & definitie

(de; n) voor 1940 - individuele renner die niet in dienst van een merken- of fabrieksploeg fietst, syn. afzonderlijke, onverzorgde.

• Victor Lenaers van Tongeren, winnaar van de Grote Scheldeprijs in 1920 en eerste ‘geïsoleerde’ van de Ronde van Frankrijk, kent die tegenslag. Op een plaats waar niet de minste steen te vinden is, breekt hij zijn ketting en hij moet de rest van de weg te voet afleggen... (MATHR)

Herkomst: van Fr. isolé (alleenstaande)