Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 02-08-2017

eenzaat

betekenis & definitie

(de; eenzaten) - eenling, renner die alleen vooruit fietst

• Maar nooit profiteerde hij van de inspanning van een eenzaat. Wie sneller reed dan hij, liet hij gaan. (ARNOU)

• Gedurende 115 km fietste Eddy Merckx op zijn enigheid aan de spits en met een voorsprong die als hoogtepunt maar liefst 10’45” van de chrono liet aflezen. De illustere eenzaat werd ten slotte bijgehaald. (CORLE)