KOLIBRIES. Lonkriki, N.E. Bimiti, AROW. Toekoesi, KAR. De kolibries behooren tot de kleinste vogels en zijn tot Amerika beperkt, waar zij in ongeveer 600 soorten in de tropische streken voorkomen.
Hun vederkleed is steeds van metaalglans voorzien. De snavel is priemvormig, maar bij de verschillende soorten uiteenloopend van vorm; de tong bestaat uit 2 helften, die een buis vormen, waardoor het voedsel, bestaande uit zeer kleine insecten, die zij zwevende uit bloemen halen, naar binnen gezogen wordt. Groote verscheidenheid bestaat in den vorm van den staart. Devleugels zijn lang en smal en de pootjes zeer klein. Zij vervaardigen zeer kunstige, open nestjes en leggen 2 witte eieren. Een van de gewoonste soorten is Agyrtria viridissima, een hoofdzakelijk groene soort, met blauwen staart. Een bruine soort met schitterend rooden kop en oranje keel is Chrysolampis mosquitus. Een der fraaiste en zeldzaamste soorten is de Topaas-Kolibrie, Topaza pella, hoofdzakelijk goudglanzend robijnrood en groen, met 2 verlengde, gekromde staartvederen. Op de Beneden w. Eilanden komen 2 kolibries voor. De gewoonste is de bovengenoemde Chrysolampis mosquitus. Minder algemeen, hoewel niet zeldzaam, is Chlorostilbon caribaeus, een groene, goud glanzende soort met staalblauwen staart.