Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Betaalmiddelen (oudste)

betekenis & definitie

Van de eerste vestiging van Europeanen in Suriname tot ongeveer het midden der vorige eeuw heeft er in de kolonie schaarschte geheerscht aan muntspecie. In de eerste tijden was het geld er zoo zeldzaam dat men zijne toevlucht moest nemen

tot betaalmiddelen in natura. Bij resolutie van 11 Sept. 1669 werd suiker als wettig betaalmiddel aangewezen en werd de courante waarde vastgesteld op twee stuivers het pond. In een voorstel op 18 Jan. 1672 door de Staten van Zeeland aan de Alg. Staten gedaan om de kolonie over te dragen, werd o.a. de volgende heffing voorgesteld: Voor de uitgegeven landerijen, zoo bebouwd als onbebouwd, op ieder Akker een Pond Cassave of een Pond Suiker inplaats van het voorsz. Pond Cassave’. (Hartsinck II, blz. 603.)

In de ‘Conditien, dewelcke by de Ed. Groot Mog. Heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt, toegestaan werden aen een yeder, die genegentheyt mochten hebben om een aansienelyke Colonie uyt te setten, op een seer bequame ende wel-gelegene plaetse, op de vaste Kuste van America, die daer toe vastgestelt en aengewesen sal worden’ - gedateerd 20 Juli 1675 en o.a. te vinden in de ‘Pertinente Beschrijvinge van Guiana’ Amst. 1676 - werd bepaald dat alle belastingen ‘sullen mogen werden betaalt in Taback, by die gene die Taback maecken, in Suycker die Suycker maecken, ende in Indigo by die gene die Indigo maecken, een pondt Indigo tegens soo veel pondt Taback, als den selven Indigo meer waerdt sal worden bevonden.’

Of Kassave in Suriname algemeen betaalmiddel is geweest, vinden wij nergens vermeld. Suiker was het daarentegen geruimen tijd, zeker nog in 1732. In Jan. 1685 werd, op een klacht van Cornelis Snelleman over de hooge kosten, in rekening gebracht voor het passeeren van acten, alsmede door den Secretaris der Colonie, een tarief vastgesteld in suiker. Zoo moest volgens dit tarief ‘voor 't maken van een Testament’ 100 pond suiker betaald worden. (Zie het tarief bij Oudschans Dentz, Geschiedk. aanteekeningen over Suriname en Paramaribo, 1911, blz. 54). Kort vóór zijn dood had van Aerssen bepaald dat alle belastingen moesten gekweten worden met suiker, volgens den loopenden marktprijs. In 1692 werd bepaald dat ‘personen die buyten haar bruyts divisie ofte woonplaatse in de divisie daar de bruidegom sijn domicilie heeft, als andere mede buyten de kerck comen te trouwen, sullen hebben te betaelen de nomber van 2000 ponden suycker.’ Tevens moest hij dan 1000 ponden suiker betalen aan de kerken der beide divisiën. Voor begraven en kerkplaatsen werd in 1695 een tarief in suiker vastgesteld.

Ook letterhout, destijds reeds een uitvoerartikel, gold als wettig betaalmiddel. Bij Placaat van 11 Dec. 1670 werd de waarde daarvan bepaald op den voet van 3 pond letterhout = 2 pond suiker.

In den kleinhandel met de boschnegers zijn eertijds de Kauri schelpen (Cyprae moneta, in Suriname Papamoni genoemd) die op de kust van Guinea in de tijden van den slavenhandel betaalmiddel waren, en dat in een groot deel van Afrika nog zijn, ook als geld gebruikt; later werden zij door de boschnegers alleen gekocht om er obia's (amuletten) van te maken. In de winkels te Paramaribo, die met de boschnegers handel drijven, zijn ze nog te koop,

Van de Karaïben, door hem Karaïbanen genoemd, deelt J.D. Herlin, Beschrijvinge van de Volk-plantinge Zuriname, Leeuwarden 1718, blz. 129, het volgende mede: ‘Het gewonelijke geld dezer Indianen, onder haar, bestaat in Zee-Schelpen, langwerpig met een gaatje in de lengte doorgaande, een gedeelte swart-bruin, en een andere soort wit; drie swart-bruine stukjes, gelden zo veel als zes witte, zijnde de waarde van twee duiten Hollands, en gevolgelijk, twaalf swarte of vier-en-twintig witte een Hollandsche Stuiver.’

Zie verder MUNTWEZEN.

Over betaalmiddelen in natura zie H. van Breen, Geschiedk. schets der inbezitname van Suriname. Tijdschrift voor Geschiedenis, Land- en Volkenk. Gron. 1906, 21e jaarg., 3e afl. - Jhr. L.C. van Panhuys, Bijdr. tot de Taal-, Land- en Volkenk. van Ned. Indië, 7e Volgr. II en Verhandlungen des XVI Intern.

Amerik. Congresses. Wien 1909, S. 537. - Dr. H. Blink, Bosschen en Bosch-exploitatie in Suriname, Tijdschr. voorecon. geogr., 15 Dec. 1910. - A.G. van Wieringen, Geschiedenis der belastingen in de Kol. Suriname, 's Grav. 1913, blz. 110.

< >