In een bericht van den geestelijke Carvajal, die in 1541 Francisco de Orellana op diens ontdekkingstocht vergezelde, vindt men melding gemaakt van een alleen door vrouwen bewoond dorp. Hieraan dankt de Amazonen-stroom zijn naam.
Oviedo gaf in een in Januari 1543 aan kardinaal Bembo gerichten brief eene beschrijving van een door Orellana geleverd gevecht, waarbij de vijanden door krijgshaftige vrouwen werden aangevoerd, die daarom door de Spanjaarden Amazonen werden genoemd. Deze vrouwen beheerschten vele provinciën en volken en leefden zonder mannen, die zij slechts op een bepaalden tijd van het jaar tot zich toelieten om hen weer te verjagen zoodra zij zich zwanger wisten. Kregen zij zonen, dan werden deze gedood of aan de vaders toegezonden. De dochters werden opgevoed om den staat uit te breiden. Al deze vrouwen waren onderdanen van een rijke koningin, die, met hare voorname vrouwen zich alleen van gouden huisraad bediende.Sedert dien tijd heeft deze vrouwenstaat de reizigers en schrijvers niet meer losgelaten. Door velen naar het rijk der fabelen verwezen is het werkelijk bestaan daarvan door anderen verdedigd en op allerlei wijzen verklaard. Pater d'Acuna, de metgezel van Pedro Terxeira op diens onderzoekingstocht (1637-1639), verhaalt uitvoerig hetgeen hij overal op zijn reis heeft vernomen omtrent deze strijdbare vrouwen en hare woonplaats. La Condamine deed bij verschillende Indianenstammen onderzoek naar het al of niet bestaan van eene vrouwen-natie; in de getuigenissen heerschte in hoofdzaak volkomen overeenstemming en de verschillende richtingen, waarin men de woonplaats te zoeken had, hem door onderscheidene stammen aangewezen, kwamen in één punt te zamen, n.l. in de in het midden van Guiana gelegen bergen. La Condamine trok het in twijfel of de Amazonen nog in die streek woonden; hij achtte het mogelijk dat zij van woonplaats veranderd waren, maar het kwam hem waarschijnlijker voor, dat zij door een anderen stam onderworpen waren of de levenswijze harer moeders verlaten hadden en weer tot de mannen waren teruggekeerd. Al zou men, meende hij, geen sporen van deze vrouwen-republiek meer vinden, dan zou dit niet bewijzen dat zij nooit bestaan had.
De Jezuiten-pater Philip Salvator Gilii, die 18 jaren als zendeling aan de Orinoco- rivier heeft gearbeid, verklaarde, in een in 1782 te Rome uitgegeven werk, te gelooven dat de Amazonen niet alleen bestaan hadden, maar dat ze nog bestonden. Alle door hem ondervraagde Indianen wezen hem dezelfde landstreek als woonplaats aan, die ook aan La Condamine was aangewezen. Hij verklaarde het ontstaan van deze vrouwen-republiek uit het harde lot dat het deel was van de Indiaansche vrouwen. Het ondragelijke juk moede, konden zij allicht op den inval komen zich onafhankelijk te maken.
Humboldt, Wallace en andere schrijvers meenden de geheele geschiedenis te kunnen verklaren uit het feit dat in sommige stammen de mannen het haar lang dragen, met een scheiding in het midden, zooals in andere stammen alleen de vrouwen doen.
Volgens Robert Schomburgk geloofden de Karaïben in Britsch Guiana aan het bestaan van een vrouwen-republiek boven de groote vallen in de Corantijn.
Crevaux ontdekte in 1878 aan den oorsprong van de Paroe een Indianendorp uitsluitend door vrouwen bewoond. Zijne ondervraging der vrouwen leidde hem tot de gevolgtrekking dat de legendarische Amazonen niet anders waren geweest dan verstooten vrouwen.
Ook bij de Surinaamsche Indianen is de legende van eene natie van vrouwen bekend. Pater Van Coll vernam die meermalen zoowel van de Karaïben als van de Arowakken. Een oude Karaïb zeide hem: ‘die Amazonen zijn vrouwen van
Surinaamsche Karaïben. In oude tijden mishandelden wij onze vrouwen. Deze werden dit moede, maakten afspraak met elkaar, verschaften zich groote booten en voeren, met eene vrouw, die uit het zuiden gekomen was, als wegwijster aan het hoofd, naar de Amazone.’ De oude Karaïb beweerde zelfs, dat zijn vader daar geweest was.
Zie ook OLISIANA, onder BOVENLANDSCHE INDIANEN. Een overzicht van de Amazonenvraag met uitvoerige litteratuur geeft dr. Georg Friederici in zijn geschrift Die Amazonen Amerikas. Leipzig 1910. Friederici's conclusie is dat het ontstaan der sage nog niet verklaard is.
Litt.: Chr. de Acuna, Relation de la rivière des Amazones, Paris, 1682 (vertaling van een Spaansch boek in 1641 te Madrid verschenen); de la Condamine Relation abrégée d'un voyage fait dans l'intérieurde l'Amérique Méridionale, Paris 1745; Philip Salvator Gilii, Nachrichten vom Lande Guiana, dem Oronocoflusz und den dortigen Wilden, Hamburg, 1785; (Een verkorte vertaling van een in 1782 te Rome verschenen boek); Catalogue des produits exposés par la Guyane Anglaise, Exposition universelle de Paris, 1867; Frédéric Bouyer, La Guyane française, Paris 1867, blz. 50 en 51; J. Crevaux, Voyages dans l'Amérique du Sud, Paris 1883; Van Coll, Gegevens over Land en Volk van Suriname, 1903; F.P. en A.P. Penard. De menschetende Aanbidders der Zonneslang, Paramaribo 1907.