Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Aard-eten

betekenis & definitie

Een ziekteverschijnsel, dat zich uit in het eten van onverteerbare voorwerpen, w.o. aarde, pijpaarde, stukken lei, griffels, krijt, houtskolen, enz. en dat in Suriname veelvuldig voorkomt bij lijders aan anchylostomiasis of mijnwormziekte. Bij oudere schrijvers (Hartsinck, Beschrijving van Guiana of de Wilde Kust in Zuid-America.

Amst. 1770, Blom, Verhandeling over den landbouw in de Colonie Suriname. Haarlem 1786, blz. 376 en 418) vindt men medegedeeld, dat de negers somtijds uit wanhoop of mismoedigheid klei, aarde, pijpen, houtskool, enz. aten om zich van kantte maken. Dr. F.A. Kuhn, Beschouwing van den toestand der Surinaamsche Plantagie slaven. Amst. 1828, beschrijft het verschijnsel als ‘zwelziekte’, in Suriname ‘onder grondvreter bekend’.

Hij beweert grondvreters gezien te hebben ‘die eene zoodanige woede op houtskolen hadden, dat zij dezelve gloeijend heet in den mond staken en kaauwden.’ F.W. Hostmann, ‘Over de beschaving van negers in Amerika door kolonisatie met Europeanen. Amst. 1850, vermeldt dat de Doemakoekoe-negers veel meer dan andere uit Afrika aangevoerde negers aan deze ziekte leden. Op de plantages kregen deze grondvreters gedurende den arbeid ijzeren maskers voor den mond, om het grondeten tegen te gaan. (Zie Dr. W.R. van Hoëvell, Slaven en Vrijen onder de Nederlandsche wet. Amst. 1864, 3e druk.

I, 167 v., waar ook een artikel van Dr. Landré, Bijdragen tot de kennis der ziekten van de negers in de kolonie Suriname, 1852, wordt aangehaald). In zijn geschrift, La Guyane Néerlandaise (Surinam). Paris 1881, sprak Dr. van Leent de meening uit dat de ankylostoma duodenale hier, evenmin als elders, zou ontbreken in het duodneum der ongelukkigen, die zich aan deze heillooze gewoonte overgaven. Hij hield het voorkomen van de parasiet voor een gevolg van het aardeten.Waarschijnlijk heeft men hier met een gecompliceerd verschijnsel te doen, d.i. zoowel met een ziekte-symptoom als met de algemeen verbreide geophagie. Humboldt verhaalt, dat in zijn tijd de negers van Guinea een geelachtige aardsoort aten, die ze Couac noemden. Werden ze als slaven naar West-Indië gebracht, dan zochten ze zich ook daar eetbare aarde te verschaffen. Wij vonden deze mede-

deeling in eene bespreking van eene studie van Dr. Richard Lasch over geophagie, in de Mitth. der Anthrop. Ges. in Wien, voorkomende in het T.A.G., 2de serie, dl XVI, no. 1.28 Feb. 1899. Aan dit artikel ontleenen wij nog deze opmerkingen: ‘Reeds in de vorige eeuw werd men opmerkzaam op eene ziekte, voorkomende bij de Negerslaven in West-Indië en Suriname, bekend als de Afrikaansche tering. Deze begon met psychische depressie en heimwee, bracht verder met zich een onnatuurlijken eetlust en het verslinden van hout, kalk en leem, en eindigde in waterzucht en dood. Door latere wetenschappelijke onderzoekingen is gebleken, dat pathologische geophagie verbonden is met sommige ziekten van bepaald karakter, vooral met de door zekeren darm-parasiet veroorzaakte anaemie (bergen tunnelwerkers- anaemie).

Dat ze veroorzaakt werd door malaria is wèl beweerd, maar later tegengesproken.’ (Zie ook onder ANCHYLOSTOMIASIS.) Ten slotte zij hier nog aangehaald J.J. Halfhide, Schadelijke Insecten en Dieren en de daardoor veroorzaakte ziekteprocessen. Haarl. 1910...‘Moge dus in het algemeen het aardeten maar een verschijnsel van de Anchylostomiasis zijn, zoo laat zich ook niet ontkennen, dat dit omgekeerd juist de oorzaak hiervan wezen kan en wel op zulke plaatsen, waar het aardeten als volkseigenaardigheid waargenomen wordt en waarmede dan de larven het organisme zouden kunnen worden binnengevoerd.’