Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Zink

betekenis & definitie

(symbool Zn) is een scheikundig element, behorende tot de metalen, atoomgewicht 65,4, soortelijk gewicht 7,2.

Dit metaal komt in de natuur meestal gebonden voor, in verschillende ertsen, waarvan de voornaamste zijn: zinkblende (d.i. zinksulfide), edelgalmei (zinkcarbonaat) en kiezelgalmei (zinksilicaat), die gevonden worden in Zuid-Frankrijk, Duitsland, Zweden, België, Cumberland (Engeland), Pools Silezië, Mexico, Australië en Noord Amerika. Het metaal is dus over de gehele aarde verspreid, maar de ertsen zijn in de meeste gevallen arm aan zink, zodat zij tot „concentraties” verwerkt worden, alvorens men ’t zuivere metaal gaat winnen.

De zinkverbindingen worden alle, eventueel onder bijvoeging van toeslag (kool), door roosten in verschillende ovens gemaakt tot zinkoxyde, dat vermengd wordt met cokes en in vuurvaste retorten verhit tot ± 12000 C. Bij deze temperatuur gaat het metaal tot den gasvorm over. Deze damp wordt in een ruimte opgevangen en afgekoeld. Eerst zet zich hier tegen den wand zinkstof af, een grijs poeder bestaande uit metallisch zink en zinkoxyde, terwijl later de rest van het zink vloeibaar wordt.

Zink is een blauwachtig-wit metaal met sterken glans, die echter in de lucht snel verdwijnt, doordat de bovenste laag zich met het in den dampkring aanwezige koolzuur tot zinkcarbonaat verbindt. Bij gewone temperaturen is ’t zink bros, bij l00° tot 150° wordt ’t veel zachter, zodat het gemakkelijk te verwerken is en geplet kan worden.

Door zuren wordt het snel aangetast. Bij 420° C. smelt het tot een dunne, gietbare massa. Bij 500° en bij toetreding van zuurstof verbrandt het tot zinkoxyde, bij 920° wordt het gasvormig.

Het zink wordt in grote hoeveelheden gebruikt als dakbedekking, voor vaatwerk voor technisch en huishoudelijk gebruik, voor ornamenten en cliché’s. Verder dient het zink voor het bedekken van ijzeren platen, draad, enz., het zgn. „galvaniseren”.

Ongeveer een vierde van de gehele zinkproductie wordt gebruikt voor het maken van geel koper, brons en legeringen van aluminium. Betrekkelijk grote hoeveelheden zijn nodig voor negatieve polen in de z.g. „droge elementen” en voor de fabricage van zinkwit en allerlei zouten.