Veertig jaar geleden was de weg, de buitenweg, de gewone verbindingsweg tussen een paar steden, een overblijfsel uit een ver verleden. Hij werd nagenoeg niet gebruikt.
Waarvoor Napoleon toch die lange, mooi beschaduwde klinkerwegen (straatwegen heetten dat toen) had laten aanleggen?
Voor de diligences, natuurlijk. Sedert de sporen er waren, dienden zij alleen nu en dan nog voor een boerenkar. En als jongen hield je er „droge en nette voeten”.
Toen kwam de fiets. Zij kregen nu weer meer reden van bestaan in „Holland”. Doch in Brabant, waar de straatwegen van keien waren, waren zij voor de Hollanders „stenen des aanstoots”.
Toen kwam de auto, de nieuwe heer van den weg. En zie, ineens werd de weg jong opnieuw. Hij werd weer communicatiemiddel. Waar men vroeger 3 boerenkarren per uur zag passeren, begonnen de auto’s in steeds toenemende mate te komen, 3 per kwartier, 3 per minuut, nog meer per minuut. En toen sloten de automensen zich aaneen en zij eisten: betere wegen en de fietsen enz. eraf.
En de betere wegen zijn aan het komen. Hier en daar zijn zij er reeds, elders is men druk aan het bouwen. Als men het rijkswegenplan bekijkt, dan is dit precies zo vol als een spoorwegkaart. Het blijkt een heel nieuw net, dat op Nederland gelegd wordt. En een duur net. Want het zijn zware eisen, waaraan die nieuwe wegen moeten voldoen. Zij moeten effen en duurzaam zijn bij elke weersgesteldheid en even geschikt voor zware vrachtwagens als voor lichte racewagens en het uitzicht moet er vrij zijn en de kruisingen gemakkelijk en de autobestuurder moet er met een vaartje tussen 20 en 120 K.M. over kunnen gaan.
Er is over deze wegen een homerische strijd geweest tussen de voorstanders van klinkerwegen en asphaltwegen en ten slotte zijn ook de betonwegen in het geding gekomen, waaraan ook weer velen de voorkeur geven. Doch als men met klinkerwegen komt, dan denke men niet aan de wegen van 50 jaar geleden: klinkers op zand. De moderne klinkerweg eist veel meer verzorging.
Bovendien is een belangrijk punt van strijd de beplanting. Men wil hier de fietswegen van de autowegen scheiden, door lage beplanting. Hoge beplanting wordt hier en daar nog wel geduld, doch ook hier is het streven om aan het verkeer het hoogste woord te geven en de lange, brede wegen recht door het land te trekken, zonder dat bomen het uitzicht op zijwegen enz. verhinderen. En ten slotte komt hier en daar in het buitenland en ook wel ten onzent het streven op, om voor het snelle verkeer geheel aparte wegen te bouwen, waar niets anders dan auto’s geduld worden en die hoog boven de gewone wegen het land zullen doorkruisen. En dan denke men aan de wegen van Napoleon, die 100 jaar geleden een wonder waren, omdat vóór Napoleon de verbindingswegen erg slecht waren of schitterden door afwezigheid .