(hydrogenium), symbool H, is het lichtste scheikundige element, atoomgewicht 1,008. Het komt vrij voor in de hoogste lagen van onzen dampkring; het maakt bovendien deel uit van vele scheikundige verbindingen.
Water bestaat bijv. uit twee delen waterstof en een deel zuurstof (H2O). Bovendien is het vooral aanwezig in alle koolwaterstofverbindingen (petroleum, benzine enz.), in koolhydraten (suiker, zetmeel, cellulose), in vetten, enz.Door het geringe soortelijk gewicht is waterstof bij uitstek geschikt voor het vullen van luchtballons. Maar de sterke brandbaarheid en de veelvuldige ongelukken, hierdoor veroorzaakt, hebben er toe geleid, dit gevaarlijke gas in sommige gevallen te vervangen door het onbrandbare helium, dat echter wat duur is.
De grote verbrandingswarmte maakt het waterstofgas geschikt voor het smelten van edele metalen en (met zuurstof) voor „autogeen” lassen en snijden. Men leidt de beide gassen door twee buizen, waarvan de openingen vlak naast elkaar uitkomen, terwijl de vlam den vorm kan krijgen van een scherpe punt (steekvlam), die een temperatuur van meer dan 2000° C. kan ontwikkelen. Een bezwaar van waterstof voor het lassen is, dat het met het metaal een soort legering vormt, die zeer hard is, zodat ijzer en staal na het lassen uitgegloeid moeten worden, om weer bewerkt te kunnen worden. Men gebruikt daarom tegenwoordig voor het lassen veelal acetyleen.
Verreweg de grootste hoeveelheden waterstof dienen voor de fabricage van synthetischen ammoniak, die als kunstmest gebruikt wordt; de Duitse ammoniakfabrieken verbruiken dagelijks ruim 200.000 M.3
