Wij gebruiken tegenwoordig dit woord alleen als voorvoegsel in den zin van „onder”: „vice-president”, onder-president, „vice-consul”, onder-consul, „vice-admiraal”, onder-admiraal enz.
Vijgen zijn de vruchten (schijnvruchten) van de Ficus Carica, den gewonen vijgeboom, die wonderlijke, grillige vormen kan aannemen, tot io m. hoog wordt en grote, 3tot 5-lobbige bladeren draagt. Hij is afkomstig uit Zuid-Arabië, maar wordt sinds onheugelijke tijden gekweekt om de gehele Middellandse Zee en was reeds in de literatuur van de Egyptenaren, de Indiërs en de Chinezen bekend. Hoogst merkwaardig is de bloeiwijze, die kenmerkend is voor het gehele geslacht, en bestaat uit een kogel-of peervormigen bloembodem, die van boven een kleine, ronde opening heeft en waarbinnen de mannelijke of vrouwelijke bloemen zijn opgesloten, alsmede de z.g. „galbloemen”.
De bestuiving heeft plaats door tussenkomst van de galwespen, die in deze galbloemen haar eieren trachten te leggen en van den enen bloembodem in den anderen kruipend het stuifmeel op de vrouwelijke bloemen overbrengen. Als de vruchten rijpen, wordt de bloembodem sappig en suikerrijk en deze vlezige bloembodem is dan onze welbekende vijg, die ook in de geneeskunde wordt aangewend.
In de landen van oorsprong, waartoe tegenwoordig ook Californië behoort, eet men de vijgen vers, en maakt men er ook wijn van. Verder maakt men van geroosterde vijgen een koffie-surrogaat, de z.g. vijgenkoffie, die vooral in Oostenrijk wel gebruikt wordt.
De voor den export bestemde vijgen worden na den oogst enkele dagen in de zon gedroogd, stijf tezamen geperst en in balen of matten verzonden. Slechts de beste soorten worden veel zorgvuldiger behandeld en verpakt.
De grootste vijgenculturen liggen in Klein-Azië; de fijnste kwaliteit komt uit Smyrna. Dan volgen de Griekse en eindelijk de mindere kwaliteiten uit Dalmatië, Italië, Spanje en Tirol.