Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Uilenspiegel

betekenis & definitie

Over Tijl Uilenspiegel is veel getwist. Verschillende landen hebben hem willen annexeren en geleerden hebben betoogd, dat hij een historische figuur is.

In elk geval is de legende over het leven van Tijl algemeen bekend. Charles de Coster gaf deze legende een plaats in de wereldliteratuur, door haar te verwerken in zijn, in 1867 verschenen boek: de Legende van Tijl Uilenspiegel en Lamme Goedzak, waarin hij Tijl maakte tot de personificatie van den Vlaamsen geest.

Dit boek, oorspronkelijk in het Frans geschreven, vond overal groten bijval en werd in verscheidene talen bewerkt en gedrukt.In de Meimaand, toen de hagedoorn in bloei stond — zo begint het verhaal van de Coster —, werd te Damme, in Vlaanderenland, Uilenspiegel, de zoon van Klaas, geboren. Toen de baker hem wilde aankleden, begon zij plotseling te jammeren en wees met den vinger een zwart stipje op zijn schouder aan. Zij hield dat voor het merkteken van den vinger des duivels.

Maar Klaas nam het kind van haar over, deed het venster open en zei tot Tijl: Zie, daar is Moeder de Zon, die Vlaanderenland komt groeten. Bezie haar, als uwe kijkers zullen open zijn; verkeert gij later ooit in twijfel, weet gij niet, wat te doen om goed te doen, ga dan om raad bij de Zonne; zij is warm en helder: wees zo goed als zij warm, zoeerlijk als zij helder is.” En zo werd Tijl het zinnebeeld van Vlaanderens geest: steeds bereid om het goede en schone te prijzen en te lachen en te spotten met alles, wat dwaas en verkeerd is. Zijn vader Klaas, die later als ketter verbrand wordt, symboliseert den moed van het Vlaamse volk; Nele, zijn bruid, is het hart van Vlaanderen en de gulzige Lamme Goedzak de maag.

Tijl groeide voorspoedig op; reeds als kleine jongen toonde hij zijn geest. Eens, toen hij alleen thuis was, zag hij opeens over de onderdeur het hoofd van een ruiter en den kop van een paard.

„Is hier niemand?” vroeg de ruiter.

„Jawel,” zei Uilenspiegel, „anderhalf man en een paardekop.” (Hoe dikwijls wordt dit gezegde niet geciteerd!)

Een anderen keer had zijn vader hem opgedragen ’s nachts te waken bij een aantal bijenkorven, waarvan er sommige gevuld en andere nog leeg waren. Uilenspiegel kroop in een legen korf en was juist op het punt van in te slapen, toen hij twee dieven zag aankomen. Ze tilden alle korven één voor één op en toen ze aan den zijne kwamen, zeiden ze tot elkander: „dit is de zwaarste”. Zij zetten den korf met Tijl erin op een draagbaar en gingen op weg. Maar Tijl, die het niet prettig vond, zo weggesleept te worden, stak in het donker voorzichtig een arm uit, trok den voorsten dief aan zijn haar en daarna den achtersten aan zijn baard; dit herhaalde hij net zo lang, tot de dieven ruzie kregen. Tijl ging er toen snel met den korf vandoor.

Toen Tijl vijftien jaar oud was, richtte hij op de kermis te Damme een tentje op en riep, dat een ieder hier zijn tegenwoordig en toekomstig gelaat kon afgebeeld zien in een lijst van hooi. En wanneer de mensen erin liepen en uit nieuwsgierigheid een oortje betaalden, stak hij zijn eigen gezicht door de lijst en bootste naar verkiezing een apensnuit of een varkenstronie na. En in plaats van te zeggen: ik ben Uwliederspiegel, zoals het in deftig Vlaams luidde, zei hij eenvoudig: „Ik ben Ulen-spiegel”. Vandaar Uilenspiegel.