Bij dit woord, dat letterlijk godsregering betekent, denkt men meestal in de eerste plaats aan de staatsinrichting van het oude Israël, waarin de wil van God (geopenbaard door de Mozaïsche wet en door den mond der priesters en profeten) de directe, besturende macht was, niet alleen in het godsdienstige, maar ook in het gehele maatschappelijke leven.
Bij de meeste Oosterse volken in de Oudheid regelde de godsdienstige wetgeving tegelijk ook het burgerlijke leven, terwijl ook de priesters en niet de burgerlijke autoriteiten met het hoogste staatsgezag waren bekleed. Ja, men kan wel zeggen, dat bij alle primitieve volkeren de eerste staatsvorm min of meer theocratisch was. Aan de theocratie ligt de idee ten grondslag, dat alle macht van God komt. Deze stelling huldigen alle christelijke kerken, maar dat wil natuurlijk niet zeggen, dat nu practisch de verwezenlijking van een theocratischen regeringsvorm bereikbaar zou zijn.