Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Spinnen (werkwoord)

betekenis & definitie

Een groot ogenblik in de ontwikkelingsgeschiedenis der mensheid was het, toen men op de gedachte kwam, om plantaardige vezelstoffen (katoen) en dierlijke stoffen (wol) te gebruiken tot het spinnen van draden en het weven van stoffen, waarvan kleding en huisraad vervaardigd kon worden. Vroeger had men zich vergenoegd met huiden, nu kwam de „kleding”.

De oudste vorm van het spintoestel is het spinrokken. De gezuiverde vlasvezels werden om een houten staaf (spinrokken) gewikkeld, die naast de spinster werd geplaatst. Met de rechterhand trok zij de vezels uit den vlasbundel, terwijl zij met de linkerhand een houten of metalen spil, de spindel, vlug deed ronddraaien. Zodoende werd de draad, die aan het boveneinde der spil vastzat, ineengedraaid.

Op het spinrokken volgde het spinnewiel,, waarbij een wiel, door een kruk en met voetbeweging, aan den gang werd gehouden.

In onzen modernen tijd is de handspinnerij zo goed als geheel door de machinale spinnerij verdrongen. De machinale bewerking van natuurvezel tot garen, gereed om tot stof te worden geweven, of om te dienen voor naai- of handwerk, verschilt natuurlijk naar gelang van het materiaal, dat gesponnen wordt. Men onderscheidt in hoofdzaak katoen-, wol-, vlas- en jute-spinnerij. Zie verder: Garen en Weven.