zijn in de Griekse mythologie de veld- en bosgeesten van half menselijke, half dierlijke gestalte in ’t gevolg van Dionysus (Bacchus), den god van den wijn, de vruchtbaarheid enz. In hun wezen weerspiegelde zich, naar Griekse opvatting, de weelderige levenskracht van de natuur.
Zij worden afgebeeld met borstelig haar, stompen neus, spitse oren, horens, bokspoten en ruwe trekken.Zij waren dol op dans, muziek en wijn, waarom zij dan ook fluiten, rietpijpen en drinkschalen bij zich hebben, en zij hielden ervan mensen te plagen. In het sater- of satyrspel (zie ons woord satire: spot- of hekel-dicht) traden de toneelspelers op in bokshuiden.