is de naam van een gebergte in Phocis, in Griekenland, ten N. van de Golf van Korinthe, dat in de Griekse mythologie herhaaldelijk voorkomt. Het was gewijd aan Apollo, Dionysus en de Muzen.
Naar de twee hoge, meest met sneeuw bedekte toppen, wordt de Parnassus ook wel de tweetoppige genoemd. Het gebergte is in de laagte met mirten, olijven en laurieren bedekt; hoger groeien donkere dennenbossen.
Er zijn talrijke kloven, valleien, bronnen en beken. Halverwege den top bevinden zich het orakel van Delphi en de bron Castalia, wier water, naar men geloofde, in staat wras de dichters in vervoering te brengen.
Vandaar de uitdrukking „den Parnassus bestijgen” voor dichtwerk maken en den naam Gradus ad Parnassum voor poëtische woordenboeken, werken, die de kunst ontsluiten, enz.Hier bevinden zich ook de Phaedriaden, steile rotsen, vanwaar godslasteraars en tempelschenders n5ar beneden werden geworpen.
Omstreeks 1860 noemden in Frankrijk een aantal dichters zich „Parnassiens”; Leconte de Lisle en Baudelaire behoorden o.a. tot deze dichters, die vooral den goeden vorm van het vers in ere wilden houden.