(Mamloeken, mamloek is het Arabische woord voor slaaf). Sedert 1250 heeft Egypte een reeks van vorsten gehad,’ die voortkwamen uit de aanvoerders der militaire slaven: Mamelukken.
Van een eigenlijke troonopvolging was geen sprake: na den dood van den Sultan kozen de troepen zijn opvolger. Er waren Boerdjitische en Circassische Mamelukken, die aldus naar hun afkomst genoemd werden.
Sommigen der Mamloek-sultans waren machtige vorsten, zoals Baibars (1260—1277), die de laatste overblijfselen der Christenheerschappij in Palestina vernietigde, en Barkoek (1382—99), die zelfs in staat was een kortstondige dynastie te vestigen.Tijdens de regering der Mamelukkensultans leefde Egypte in betrekkelijke welvaart en konden dezen zich grote uitgaven voor bouwwerken veroorloven. Zo ontstonden in Cairo prachtige moskeeën en mausoleums. In 1517 maakten de Osmaanse Turken onder sultan Selim I een einde aan de heerschappij der Mamelukken-sultans. Nadien bleven de Mamelukken in Egypte een militaire aristocratie vormen, die een geduchte macht uitoefende, waaraan eerst Napoleon en daarna de Egyptische onderkoning Mehemed Ali een einde maakten.
Curieus is, dat Napoleon in zijn garde ook een eskadron Mamelukken vormde.