is de titel van een waardigheidsbekleder in de R.K. kerk. De benaming is afgeleid van het Latijnse canonicus; oudtijds was n.l. een kanunnik een geestelijke, wiens naam op de officiële lijst (of canon) ener kerk voorkwam.
Tegenwoordig behoort een kanunnik, als hij verbonden is aan een kathedraal-kapittel, tot de raadslieden van den bisschop van een diocees, met wie de bisschop in het kapittel, waarin zij stem hebben, geregeld vergadert. (Zie: Kapittel). Verder zijn kanunniken de priesterleden van sommige oude kloosterorden, die dus ook de drie religieuze geloften afleggen.
In Nederland zijn b.v. de Kruisheren te Cuyk kanunniken.