Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Kaapvaart

betekenis & definitie

In de 16e, 17e en 18e eeuw was het geoorloofd, dat gedurende een zeeoorlog ook schepen, die aan particulieren behoorden (dus feitelijk geen oorlogsschepen) aan den oorlog deelnamen, door den vijand zoveel mogelijk schade toe te brengen. De gezagvoerders van zulke vaartuigen kregen van hun regering een brief of brevet, waardoor zij gemachtigd werden, vijandelijke schepen aan te vallen en buit te maken.

Dit brevet noemde men een kaperbrief en het gevaarlijke, maar winstgevende bedrijf heette kaapvaart.Het kapen van de schepen der tegenpartij werd niet beschouwd als zeeroverij.
Aangezien nu Nederland in de 16e, 17e en 18e eeuw heel vaak met Spanje, Engeland of Frankrijk op voet van oorlog stond, had onze koopvaardijvloot, met name de Oost- en West-Indiëvaarders, veel van de vreemde kapers te lijden. Vooral de bewoners van Duinkerken waren als zodanig berucht en onze zeeheld Michiel Adriaanszoon de Ruyter kon herhaaldelijk slechts door list aan de Duinkerker kapers ontsnappen. Natuurlijk heeft overeenkomstig de zeden van den tijd ook Nederland wel aan kaapvaart meegedaan, vooral in de 17de eeuw (denk maar eens aan de Watergeuzen). Het gevaarlijke, maar winstgevende bedrijf trok op avontuur beluste zeelui natuurlijk aan.
Wat een betekenis deze kaapvaart had, blijkt uit het simpele feit, dat volgens Franse bronnen in 1689 niet minder dan 4200 Engelse schepen (navires) door de Franse kaapvaarders (onder wie b.v. Jean Bart (1650—1702) ook nu nog beroemd is) werden opgebracht.