Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Gymnastiek

betekenis & definitie

Een bizonder mooi en nuttig ding op school èn thuis is de gymnastiek; vooral in onzen tijd, nu we allemaal zo hard moeten werken en zwoegen met ons hoofd en er den helen dag haast niet aan toe komen, ons lichaam eens in te spannen!

Hoe is de gymnastiek eigenlijk ontstaan, wat i s gymnastiek?
De beste definitie lijkt deze, die de bekende Deense athleet Müller ervan geeft; Gymnastiek is werk, dat gedaan wordt met het bewuste doel, het lichaam te vervolmaken en het te doen toenemen in gezondheid, kracht, bewegelijkheid, weerstandsvermogen, lenigheid, behendigheid, enz. Sport, waarbij het te doen is, om een ander de loef af te steken, of om een prijs te winnen, is dus geen gymnastiek, want daar is niet hoofddoel: de harmonische ontwikkeling van het lichaam, hoogstens bijzaak; bij sommige soorten van sport — b.v. de wielersport — wordt zelfs het lichaam er niet gezonder op, maar lijdt daarentegen beslist schade.
De gymnastiek, de bewuste bevordering dus van de lichaamsontwikkeling is niet „zo oud als de wereld”. De oudste volken deden niet aan gymnastiek; wel hadden verschillende lichaamsoefeningen plaats, maar die waren er uitsluitend op bedacht, de jonge mannen te oefenen voor den krijgsdienst of voor den wedstrijd.
De invoering van het Christendom onder de Germaanse volken ging gepaard met een grote vermindering van de lichaamsoefeningen. De godsdienstige opvoeding werd van toen af als het voornaamste doel beschouwd en zo kwam men er toe, langzamerhand de zorg voor het lichaam meer en meer te verwaarlozen.
In de Middeleeuwen hielden alleen de ridders en krijgsknechten zich nog maar met oefeningen bezig, uitsluitend voor oorlogsdoeleinden, de rest van het volk bepaalde zich tot wandelen als ’t bepaald nodig was en verder niet. Dit duurde welhaast tot het eind van de 18de eeuw; tot zolang dus is er van eigenlijke gymnastiek geen sprake geweest.
Toen begon men langzamerhand te voelen, dat er aan de opvoeding van de jeugd in dit opzicht veel ontbrak en in Duitsland werden voor het eerst gymnastiekscholen opgericht. De grote stoot tot het algemeen bekend en populair worden van de gymnastiek in Duitsland werd toen in 1811 gegeven door den bekenden Duitser Friedrich Ludwig' Jahn, die op de Hasenheide bij Berlijn een oefenveld inrichtte en hier de jeugd begon les te geven in het turnen, met het doel om het zelfrespect van de jongens te versterken en zo op den duur te komen tot verbreking van de Franse overheersing. Deze Jahn is zodoende de vader van het gymnastiekonderwijs geworden. Naast hem staat de Zweedse dichter P. H. Ling, die in 1813 het Zweedse Centraalinstituut voor de gymnastiek heeft opgericht en bekend staat als de vader van de heil-gymnastiek, van de gymnastiek, die o.a. ter bestrijding van bepaalde ziektetoestanden wordt toegepast.
Op het voorbeeld van deze mannen nam de gymnastiek over geheel West-Europa een hoge vlucht.
Tot slot nog iets over een ander belangrijk onderdeel van de gymnastiek, n.l. die soort van lichaamsoefening, die we „kamergymnastiek” noemen. Dat is ook betrekkelijk iets van den laatsten tijd; in de vorige eeuw tenminste hoorde men er weinig of niet van spreken. Maar tegenwoordig wordt wel algemeen ingezien, dat mensen, die een helen dag op een kantoor zitten zonder lichaamsbeweging te nemen, stellig op den duur achteruit gaan, wat hun gezondheid betreft, en dat een eenvoudig, maar uitstekend middel om gezond, slank en lenig — en dus ook jong — te blijven, naast een sober diëet, wandelen, zwemmen en een goede lichaamsverzorging, is het beoefenen van de kamergymnastiek.
Op dit gebied heeft de Deense amateursportsman J. P. Müller, die in ’t begin van deze eeuw zijn algemeen bekend geworden boekjes uitgaf onder den titel „Mijn systeem”, veel goed werk gedaan.