Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Graal

betekenis & definitie

Een der schoonste en diepzinnigste sagen, door de dichters der Middeleeuwen bezongen, is de legende van den Heiligen Graal. De meest beroemde van die dichters is Wolfram von Eschenbach en de beide dichtwerken, waaraan we dit verhaal ontlenen, zijn „Titurel” en „Parcival”.

Toen de aartsengel Lucifer in opstand kwam tegen God en uit den hemel gestoten werd, was een kostbare jaspis uit zijn kroon losgeraakt; maar engelen vingen den vallenden edelsteen op en hielden hem zwevende in het wereldruim. Toen Jezus op aarde geboren werd, brachten de engelen den jaspis aan Jozef van Arimathea, die er een bekervormige vaas van liet slijpen. Het was, alweer volgens de sage, deze schaal, waaruit Christus in den nacht, dat Hij verraden werd, aan Zijn discipelen brood en wijn reikte en waarin later Jozef van Arimathea het bloed van den gekruisigden Heiland, dat uit Zijn linkerzijde stroomde, opving.
Daarom had deze schaal voortaan hemelse wonderkracht. Wie haar slechts eens ziet, kan in dezelfde week niet sterven, maar wie haar dagelijks aanschouwt, diens haar wordt nimmer grijs en zijn gelaatskleur verbleekt niet. Die leeft door de eeuwen heen: de dood heeft geen macht over hem.
De sage vertelt verder, dat Jozef van Arimathea, die na Christus’ opstanding in de gevangenis geworpen werd, gedurende 42 jaren door de wonderkracht der schaal zonder enig voedsel in het leven bleef.
Deze kostbare schaal is de Heilige Graal. De Graal is zo zwaar, dat het hele zondige mensdom niet in staat is hem te verplaatsen, en toch ook zó licht, dat de hand van een kind hem gemakkelijk omhoog zou kunnen heffen. Doch alleen een mens, die rein van harte is, kan dit werk volbrengen.
Na Jozefs dood was langen tijd niemand waardig het kleinood te bewaren, zodat engelen het in de lucht zwevende hielden.
Eindelijk) werd een prins, Titurel, tot hoeder van den Graal uitverkoren, omdat hij de trouwste, deemoedigste en reinste ridder op aarde was. Hij werd de eerste Graalkoning en opvolger kon slechts hij worden, die hem in deugd en vroomheid evenaarde.
Titurel ontving het Goddelijk bevel, op een hogen, ontoegankelijken berg, Montsalvat, een burcht en tempel te bouwen en een schare van ridders om zich heen te verzamelen, gewijd aan de bewaking van den Graal.
Hoog boven een dicht woud van ceders en cypressen, in ongenaakbare eenzaamheid, verhieven zich Titurels burcht en de Graaltempel Montsalvat, een blinkend bouwwerk van wit marmer, gedragen door zuilen van opaal en verlicht door boogvensters van onyx. De gewelven waren van albast en het plaveisel bestond uit een mozaïek van kostbare edelstenen. Onder de hoge gewelven zweefden de geuren van brandende aloë en van de galerijen klonken de stemmen van onzichtbare zangkoren.
Een merkwaardig kunstwerk was ook het orgel in het Westen van den tempel: een reusachtige boom met gouden takken en bladeren, waarin ontelbare vogels met schitterende veren zaten, die uit verborgen blaasbalgen lucht ontvingen en harmonisch begonnen te zingen, wanneer een bekwaam meester het orgel bespeelde.
De tempel was omgeven door 72 achthoekige kapellen, waarboven zich 36 torens van zes verdiepingen verhieven. Op de spits van eiken toren bevond zich een kruis van kristal en een gouden adelaar met uitgespreide wieken. Temidden van deze 36 torens rees een geweldig hoge toren ten hemel, gekroond door een purperroden robijn, die bij dag en nacht een schitterend licht uitstraalde. Maar hoe ver dit baken ook zichtbaar was, het kon alleen den Graalridders tot wegwijzer dienen. Wie niet door den Graal was uitverkoren en geroepen, kon nimmer den weg naar Montsalvat vinden.
Deze heerlijke burcht was de woonplaats der Graalridders. Zij werden, naar het in de Sage heet, uit de ridderschap der Christelijke volkeren gekozen. Bij de keuze legden geboorte, rang of stand geen gewicht in de schaal, maar alleen waardigheid, vroomheid, reinheid van hart en zelfverloochening.
Gevoed en onderhouden worden de ridders door den Graal. Elk jaar op Goeden Vrijdag daalde een witte duif uit den hemel neer, die een hostie, door God zelf gewijd, in den Graal neerlegde.
Maar de vrome wachters van het heiligdom bepaalden zich er niet toe, om in heilige en gelukkige afzondering te leven; hun inwijding was een voorbereiding tot handelen, tot den strijd tegen de machten van het kwaad. Dikwijls werden zij (in de sage en naar het voorbeeld daarvan op het opera-toneel) de wereld ingestuurd om een edele zending te volbrengen, zoals de ridder Lohengrin, die naar Brabant gezonden werd om prinses Elsa, welke valselijk van broedermoord beschuldigd werd, van deze blaam te zuiveren.
De kracht van den Heiligen Graal moest dan door hen werken, maar mocht niet verraden worden. Het was hun verboden, gedurende de zending hun naam en afkomst te openbaren. Zolang zij onbekend bleven, waren zij onoverwinlijk. Hadden ze zich echter eenmaal bekend gemaakt, dan moesten zij óf de wonderkracht van den Graal missen óf naar het heiligdom van Montsalvat terugkeren, gelijk Lohengrin (in de opera) dan ook deed, toen Elsa hem tegen zijn verbod in had gevraagd, vanwaar hij kwam en wie en wat hij was. — Zie verder ook: Parsifal.
Dit is in korte woorden een van de, vooral in Duitsland, meest bekende vormen van de sage van den Heiligen Graal, zoals ook Richard Wagner haar gekend heeft en die hem als basis voor zijn „Lohengrin” en „Parsifal” gediend heeft.
De ouderen onder jullie begrijpen wel, dat het een verhaal met een diep godsdienstige betekenis bedoelt te zijn.
De diepste zin ervan is moeilijk geheel uit te leggen, maar zoveel is wel duidelijk, dat de sage beschrijft de verlossing van de menselijke ziel uit den greep van het kwade en het deelachtig worden van het ware geluk, dat niet van deze aarde is en waarover de dood geen macht heeft: het geluk, dat allen zoeken en dat slechts weinigen vinden. De Graal is het symbool van den Schenker van het „brood des levens”, waarvan Christus spreekt, wanneer Hij zegt, dat degene, die ervan eet, nimmer meer hongeren zal.
Maar tevens bevat de Graalsage de les, dat hij, die dit geluk deelachtig geworden is, zich niet zelfzuchtig in zijn zaligheid opsluiten mag, maar in de wereld tegen het kwaad strijden zal, niet bedacht op eigen eer en roem, maar onzelfzuchtig, onbekend, naamloos.

< >