(meerv. Condottieri).
In de Middeleeuwen en ten tijde van de Renaissance zwierven er in het tegenwoordige Italië, dat toen nog uit een groot aantal staatjes bestond, kleine gewapende benden rond, die meestal onder leiding stonden van een berooiden of op avontuur belusten edelman, dien men condottiere noemde. Menigmaal, in tijden van oorlog, verhuurden deze benden zich aan een der kleine staatjes.
Dikwijls ook deed hun leider met behulp van zijn troep een poging, om naar de macht in een of andere stad te grijpen; soms in overleg met de burgerij. De oude regering werd dan naar gelang van omstandigheden vermoord of verdreven.Zo gebeurde het wel, dat een condottiere en zijn nakomelingen jarenlang de heerschappij over een stad of een landstreek uitoefenden.
In de eerste helft der 15de eeuw kwamen zij het talrijkst voor en was hun invloed het grootst.