Een heel merkwaardig soort dieren, waarvan de kangoeroe het meest bekend is — al is het dan alleen maar, omdat hij op den omslag van „Wat is dat?” prijkt. Zij hebben hun naam te danken aan een buidel of zak, dien de wijfjes aan den buik dragen en waarin het jonge dier een schuilplaats vindt.
Het merkwaardige bij de buideldieren is, dat de jongen, als ze geboren worden, naar verhouding tot de grootte van het volwassen dier, bizonder klein zijn: bij de reuzenkangoeroe b.v. die tot 100 K.G. zwaar kan worden, weegt het pasgeboren jong slechts 60 gram. Die kleine tere babies zijn dus niet dadelijk klaar voor den strijd om het bestaan. De moeder neemt ze voorzichtig in den bek en zet ze in den buidel, waarin ook de tepel van de moeder (waaruit ze gevoed worden) uitkomt. De kleintjes hebben dus direct de wieg en de fles vlak bij de hand. De natuur is zelfs zo mooi en doelmatig ingericht, dat het uiteinde van den tepel, zodra het jong dezen in den bek heeft genomen, knopvormig opzwelt, zodat het dien niet meer kan loslaten.
Later, als het jong groter wordt, verlaat het den buidel, maar wanneer er gevaar dreigt, springt het nog snel in zijn oude, veilige schuilplaats terug.
Behalve de kangoeroe-soorten behoren tot de familie van de buideldieren nog de buidelrat, de buidelmuis, de buidelwolf, de koeskoes, de buideleekhoorn en ook de Australische teddybeer of Koala, waarvan je op blz. ui een afbeelding vindt.