Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Bomen

betekenis & definitie

Pracht van ons landschap.

Heb je wel eens opgelet, hoe mooi een boom eigenlijk is met zijn sterk groen bladerkleed?

Als je er één alleen op een heuvel ziet staan, de donkere takken net als armen uitgestrekt tegen den avondhemel, of als je er een heleboel bij elkaar ziet in een bos, waar de zon doorheen speelt als met duizenden gouden lovertjes: hoe mooi is dat alles!

Ook wanneer het lente wordt en de appel- en perebloesems de bomen tooien met een weelde van wit en roze, terwijl een zacht koeltje de lieflijke geuren door den boomgaard draagt en de duiven kirrend af en aan vliegen, om hun nest te bouwen.

Of in den herfst, als het bos langzaam verkleurt tot rood en goud.

Bomen zijn altijd mooi en of ze nu verspreid staan op woeste heidegronden, of met een stuk of wat bij elkaar in een plantsoentje, midden in een grote stad, waar hun kruinen grijs worden van het opstuivende stof van auto’s, of één alleen op een dorpsplein, waar kinderen om zijn stam spelen... altijd is er een zekere vrede daar, waar bomen zijn.

Bomen zijn in het gewone landschap de meest opvallende verschijningen en tevens de grootste en langst levende planten. Bomen komen in alle streken van onze aarde voor, van het hoge Noorden tot in de tropen, hoewel in alle gebieden weer verschillende soorten.

Welke sterke verschillen er in den boomgroei zijn, leert zelfs ons kleine land. Er is b.v. een duidelijk verschil tussen den boomgroei op Walcheren en dien op Zuid-Beveland. En even curieus is het, dat ten Noorden van de stad Groningen lanen, die Noord-Zuid lopen, maar heel weinig te vinden zijn, wel Oost-West lopende.

Het zou niet gemakkelijk zijn, hier even de namen van alle boomsoorten te noemen.

Wel vermelden wij, dat men vier hoofdgroepen onderscheidt: de boomvarens, de monocotyle bomen (waarvan de palmbomen de voornaamste zijn), de naaldbomen en de loofbomen, die je allemaal kent.

Palmen komen, zoals je weet, het meest in tropische streken voor; in de gematigde luchtstreken groeien loofbomen, die in den winter hun bladeren verliezen. Het verst naar het Noorden groeit nog de berk, als geen andere boomsoort het meer kan uithouden. Je kent allemaal natuurlijk die schilderachtige, zilverig gevlekte stammen der berken, die het zo mooi doen in een landschap.

Als we de kronen van verschillende bomen eens bekijken, dan zien we, dat ze al heel verschillend zijn. We onderscheiden twee hoofdvormen: n.l. de pyramidekroon en de bolkroon. De pyramidekroon zie je heel duidelijk bij den den en den populier, de bolkroon o.a. bij den appelboom. De treurbomen hebben weer een heel aparten kroonvorm.

Als de bomen spreken konden, dan zouden ze stellig heel wat weten te vertellen over de landen en volken, gebouwen, steden, mensen en kinderen uit vroeger eeuwen, want de bomen worden veel en veel ouder dan wij.

Denk je er eens in, dat b.v. de Afrikaanse apenbroodboom — een soort, die wel wat lijkt op een leverworstboom , 5000 jaar oud kan worden.

De beroemde ceders van den Libanon bereiken een leeftijd van 2000 jaar; sommige daarvan (talrijk zijn deze niet) hebben dus het begin van de Christelijke jaartelling meegemaakt.

De grootste hoogte bereikt de Australische eucalyptus, die wel 150 M. hoog kan worden, dan volgt de Mammouthboom met 100 M.