[Lat. veteranus, van vetus, veteris = oud]
1 oorspr. (Rom.) oude, beproefde soldaat, die na de gebruikelijke diensttijd van 20 jaar bleef doordienen, echter zonder verplichting van corveediensten of wachtlopen; oudgediende, die bij wijze van pensioen gewoonlijk een stuk grond kreeg;
2 (thans) oudgediende, oudstrijder, spec. een die zijn sporen verdiend heeft in een of andere oorlog;
3 (bij uitbr.) oudgediende in een of ander vak; persoon die behoort tot een vroegere jaargang van een sportclub e.d.; motorfiets of auto van vóór 1914.