[Lat. organum, Gr. organon = gereedschap, werktuig]
1 (mens- en dierkunde) deel van een levend wezen met een bep. functie, zoals hersenen, hart, maag, lever, nieren enz.;
2 (overdrachtelijk) onstoffelijk werktuig, zoals de organen van de rechtsbedeling, van de Staat;
3 stem van zanger of toneelspeler wat betreft klank en toon;
4 persoon die de meningen van een bep. groep of van een bep. lichaam vertolkt, spreekbuis, tolk;
5 krant e.d. die meningen van een bep. partij openbaar maakt en verspreidt, partijblad.