[Lat. momentum uit movimentum, van movere = bewegen]
1 beweging, duur der beweging, tijdsafdeling, ogenblik, ook: beweegkracht, beslissende kracht, invloed, gewicht, betekenis;
2 ogenblik; hoofdpunt;
3 (nat.) maat van het vermogen van een kracht om draaiing om een punt te veroorzaken.