[Fr., van Lat. dominans, dominantis, o.dw van dominari = heersen]
I zn
1 (alg.) hetgeen dat of degene die overheerst;
2 (biol.) erfelijke factor die een andere verhindert zich te uiten;
3 (schilderkunst) kleur die overheerst;
4 (muz.) grote kwint;
II bn
1 overheersend;
2 (biol.) gezegd van een erfelijke factor die een andere overheerst, zodat deze laatste niet tot uiting komt.