[Eng., van Oudnoors klubbe = knots, ontstaan uit klumba = klomp]
1 stok met dik uiteinde, voornamelijk als slaghout bij golf;
2 (sedert begin 19e eeuw in Engeland) wetensch. genootschap, later ook gezelligheidsvereniging;
a sociëteit, besloten gezelschap; ook: het gebouw (clubgebouw) waar men bijeenkomt;
b verzameling van personen met gemeenschappelijke interesse en ter gezamenlijke beoefening daarvan;
c in losser verband: groep van vrienden; ook: groep personen die min of meer toevallig tijdelijk contact met elkaar hebben;
3 clubstoel, clubfauteuil (oorspr. zetels in de deftige Engelse herenclubs).