[v. Fr. baragouin = iem. die verminkte onverstaanbare taal spreekt of mompelt, verm. van Bretons bara = brood, en gwin = wijn; vaak voorkomende woorden die de Fransen de inwoners van Bretagne aldus hoorden uitspreken en die het kernbegrip werden van 'brabbeltaal', in de geest van: 'Zij met hun baragwin!'; er zijn diverse andere afleidingen van het woord voorgesteld, o.a. van 'Bourgondisch', verm. later bedacht] oorspr.: geheimtaal van dieven, zwervers, rondreizende kooplieden; later ook: taal van de onderwereld e.d.
Het Noordnederlandse Bargoens bevat veel elementen uit het Hebreeuws, Jiddisch en de zigeunertaal. In Zuid-Nederland zijn er verschillende vormen van Bargoens (o.a. de Teuten-taal in de Limburgse Kempen, het Nieuwmarkts van Roezelare en het Zelens uit een nederzetting bij Zele), (vgl. ook argot en Rotwelsch).