Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Absoluut

betekenis & definitie

afk. abs. [Lat. absolutus = lett.: losgemaakt] volstrekt in zichzelf, onbeperkt, volmaakt (God is het absolute Zijn); onafhankelijk (- monarch); zonder hulpmiddelen nodig te hebben (- gehoor); zonder betrekkingen (absolute film, iets-genomen); zonder beperkingen of voorwaarden (het is - waar), vandaar ook: volstrekt, stellig (ik heb het - niet gedaan); in natuurwetenschappen vaak gebruikt om grondmaat aan te duiden (absolute eenheden, absolute temperatuurschaal e.d.); tegenst.: relatief (z.a.); (astr.) absolute grootte, werkelijke lichtsterkte van ster, tegenover de schijnbare helderheid (zoals door ons waargenomen).