(→ Harmonisch).
1) Adj. Een punt P en een lijn p liggen harmonicaal t.o.v. een driehoek, als op iedere zijlijn het snijpunt met p en de projectie van Puit het overstaande hoekpunt de zijde harmonisch verdelen.
2) Subst. In dat geval heet p de harmonicaal (= harmonicale rechte) van P.