Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

-ward-

betekenis & definitie

I.m

'Hoeder wachter, bewaarder’. Komt veel als tweede element voor. Werd vaak -ard, waardoor het niet altijd te scheiden is van -(h)ard. Als naamelement vooral West-Germ. Germ. *warda-; Got. wards ‘wachter'; Oudhoogduits, Middelhoogduits en Nieuwhoogduits wart; Middelnederlands waerden 'waken over, behoeden', waerder ‘bewaker, wachter’ (vgl. Ndl. deurwaarder); Oudsaksisch ward ‘wachter’, wardón ‘behoeden’; Oudfries wardia ‘wachten op, zorgen voor’; Angelsaksisch weard, weardian; Oudnoors vardha 'bewaken’.

Ontleend aan het Germ.: Fra. garder, lt. guardare, Spa. guardar, in het Eng. weer uit het Fra. guard, vgl. Ndl. garderobe, hetgeen overeenkomt met Middelnederlands waerderobe. Verwant buiten het Germ.: Oudindisch -vardhanam (in pin.) 'beschermde plaats', Oudperzisch vardanam ‘stad nederzetting'.

II.Ward

m

Eenstammige verkorting van Germ. namen met -ward, bijv. Adelward, Eduard of Edward. Zie -ward.