Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

-wakker

betekenis & definitie

I.m

‘Fris, wakker, wakend, waakzaam, flink, vlug’. Germ. *wak-; Got. wakan 'waken, waakzaam zijn’; Oudhoogduits wakar, wachar; Middelhoogduits wacker, waoher; Oudsaksisch wakön 'waken'; Oudfries wakla ‘id.’; Angelsaksisch wacor, wacian; Oudnoors vakr; De. vakker 'monter, braaf. Verwant buiten het Germ.: Oudindisch vêjas ‘kracht, snelheid, kampprijs’, vëjayat ‘loopt om het hardst’; Lat. vigil, uit *vegil 'waakzaam' (vgl. Vigilius), vegeo 'ik ben levendig, breng in beweging'.

II.Wakker

m

Eenstammig verkorte Germ. naam die overeenkomt met Ndl. wakker met de oude betekenis 'waakzaam, flink, vlug’; als Germ. naamelement meermalen voorkomend (zie -wakker).