Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Hendrik

betekenis & definitie

m

Tweestammige Germ. naam, een van de frequentste Germ. namen. Het is moeilijk het eerste lid geheel bevredigend te verklaren. Namen met heim- ('heim, woonplaats, erf, zie Heime) kwamen in het Germ. veel voor, hein- alleen in deze naam. Hij komt te vroeg voor om hem uit hagan te verklaren (zie hag- en vgl. E. Schröder, Deutsche Namenkunde, 119); zie voor het tweede lid betekent ‘machtig' (zie -rik-).

Na Hendrik de Vogelaar (gest. 938) is het een veel voorkomende Du. keizers- en koningsnaam. Zijn verbreiding heeft hij vermoedelijk gekregen door Hendrik II, de Heilige (1002-1024), stichter van het bisdom Bamberg in Beieren en van verschillende kloosters. In 1146 werd hij heilig verklaard; kerk. feestdag: 15 juli. In totaal zeven Du. keizers droegen de naam. Ook elders kwam hij als vorstelijke en aanvankelijk vooral aristocratische naam veel voor. In Fra. werd hij tegen het eind van de 10e eeuw geïntroduceerd door de hertogen van Bourgondië.

Hij werd gedragen door vier koningen van Fra.. voorts door vier van Castilië en door acht van Eng. Dit heeft tot de verbreiding en populariteit van de naam zeker veel bijgedragen. Ook in Ndl. is de naam vanouds populair, zonder dat hij aanvankelijk door heiligenverering gesteund werd. Vr. vormen zijn in Ndl. vanaf de 14e eeuw aan te treffen: Henrica; 16e eeuw: Hendriksken, Hendriekje; 17e

eeuw: Hendrina; eind 17e eeuw: Henriëtte. Hendrika v ->Hendrik Hendrikien v -> Hendrik (Dr.).