Gepubliceerd op 16-11-2020

Zaagbek

betekenis & definitie

Algemene benaming voor de Eendensoorten uit het geslacht Mergus. In de Lage Landen komen Nonnetje (volksnaam Kleine Zaagbek), Middelste Zaagbek en Grote Zaagbek voor.

D Säger (=letterlijk Zager, welk woord ook in het N wel voor deze soorten gebruikt wordt; pools Tracz 'Zaagbek', letterlijk 'hij die zaagt'; E algemene benaming Sawbill (=letterlijk 'zaagsnavel'); wetenschappelijke soortnaam voor Middelste Zaagbek serrator <Lat serrator 'zager' (serra 'zaag'). Al deze namen houden verband met de ‘gezaagde' (=zaagvormige) snavelranden van deze Eendensoorten. Het zaagpatroon wordt veroorzaakt door scherpe, naar binnen gerichte tandjes, die helpen bij het vasthouden van hun prooi, doorgaans (gladde!) vis. De wetenschappelijke naam Mergus werd door de Romeinen (w.o. Plinius de Oudere (23-79 n.Chr.)) gebruikt ter vertaling van Gr aithuia (vgl. Aythya sub Kuifeend), een zeevogel (een Stormvogel) bij Aristoteles (384-322 v.Chr.) [Coomans et al. 1947]. De naam houdt verband met Lat mergo '(onder-) dompelen'.ETYMOLOGIE N zaag <N saeghe [VK c.1616] <mnl sage, saghe (4e kw. 13e eeuw) <ohd saga, waarnaast ablautend mnl seghe (vgl. maastrichts zeeg) <ohd sega >D Säge 'zaag'; E saw <oudengels saga; ijslands sög, noors sag <oudnoords sög. Lat secare 'snijden', securis 'bijl', serra 'zaag'. Oudslavisch seka 'snijden', sekyra 'bijl'. Idg *sek 'snijden'. Verwante woorden: zeis (=D Sense <ohdsegensa), Zegge (1599) (Carex, plant met snijdende bladranden!) en E Sag-chit 'in Zeggen vertoevend Zangertje; Rietzanger; Kleine Karrekiet'. Het woord mes is een inkorting van een mnl metser (vgl.

D Messer <ohd mezzirahs <ohd mezzisahs <westgerm matisahs, letterlijk 'spijszwaard'), waarin het tweede element de eigenlijke betekenis van snijden in zich draagt. Het eerste element vinden we nog in N metworst en in E meat.

Voor de etymologie van -bek zie sub Bontbekplevier.