Gepubliceerd op 16-11-2020

Satijnduiker

betekenis & definitie

Oude N volksnaam voor de Fuut (o.a. bij Schlegel 1858), naar de kwaliteit van de gestroopte huid, die zacht als satijn aanvoelde, en waarvan men bepaalde dameskledingartikelen maakte [B&TS 1995]. N Certijnduiker ← is ws. een verbastering van de naam in het lemma, evenals de volksnamen Zanddrijver en Zandreiger ←, de laatste met metanalyse van de d.

Het motief 'zijdezacht' zit ook in de volgende namen: helgolandfries Siedn, Siden en Siden Duker ('zijden duiker') voor de Roodhalsfuut [Reichenow 1920; De Vries 1912/1928], noors Silke-dykker 'Roodhalsfuut' [De Vries 1928] en E Satin Grebe 'Fuut' [Jackson 1968]. Houttuyn 1763 noemt de naam van het lemma niet.

ETYMOLOGIE N satijn <mnl satijn (1580) <F/mf satin (14e eeuw) <Sp (a)cetuni <arabisch atlas zaituni (waarin atlas 'glad weefsel' en zaituni 'van de chinese uitvoerhaven Tzu t'ing (thans Chin chiang) afkomstig', maar volksetymologisch geïnterpreteerd als 'olijfachtig' (Sp aceituna 'olijf'), 'olie-achtig' (ws. naar de gladde aard) en/of 'olijfgroen' (naar een veel voorkomende kleur van de zijdestof?) [vDE 1993; NEW 1992, VT 2000, Mackensen 1985 en Robert 1993 noemen andere chinese steden of spellen ze althans anders; ws. is het huidige Quanzhou (Chuanchow) bedoeld (25o NB).] Weekley 1967 geeft voor E satin zelfs een geheel andere etymologie.