Gepubliceerd op 16-11-2020

Ralreiger

betekenis & definitie

Ardeola ralloides (Scopoli: Ardea) 1769. In de Lage Landen vrij zeldzaam verschijnende middelgrote Reigersoort met een wat tenger lichaam als van een Ral (zo opgevat door de naamgever Scopoli, zie hieronder).

Hij heeft een geel en wit verenkleed, een blauwe snavel en lange kuifveren.Linnaeus noemt de soort niet. Zijn 19 Reigersoorten ("Ardea") steken zuinig af tegenover de 47, die Brisson in 1760 geeft. Houttuyn 1763 geeft deze 47 soorten op een rijtje, en probeert hier en daar (uit het F) te vertalen, waarbij "Crabiers" vertaald wordt met "Krabben-Eeters" (p.177,179,207) {Latijn Cancrofagus (-fagus 'etend'); Sp Garcilla cangrejera, Gr mpKivog karkïaos en Lat cancer (<*carcero) 'Kreeft, kanker' >N kanker 'ziekte met uitlopende woekeringen als Kreeftenscharen'.} Tot een gedetailleerde beschrijving van de Ralreiger (en het noemen van een gekende N naam) door Houttuyn komt het niet.

Het plaatje in Jonston 1660 (Tab.51, rechtsboven) gelijkt maar matig, maar het zou inderdaad de Ralreiger kunnen zijn. Er staat bij: "Ardea Quaiotta". Wilms [960416,4] noemt "Ardea squaiotta" als de naam die Aldrovandi hanteerde. Lockwood 1993 sub E Squacco Heron: "... Willughby noted c.1672 'Ardea quam Sguacco vocant in Vallibus dictis Malalbergi'. This he had from Aldrovandi 1603, Ray 1678 translating ‘the heron which they call Sguacco in the Valleys of Malalbergo' ... As Ray supposed, this purely local Italian name conceivably imitates the husky voice."

Scopoli vermeldt in 1769 (p.88) de naam ralloides, wat uitgelegd moet worden als ‘Ral-achtig': "Corpus compressum ut in Rallus" ('het lichaam smal als een Ral') [Wilms 960501].

{It (nu) Sgarza ciuffetto (ciuffetto 'gekuifd', vgl. sub Kuifaalscholver), en It Sgarza is een meer algemene naam voor sommige Reigerachtigen zoals de volksnaam Sgarza stellare 'Roerdomp' [Hennicke 1905].} Schlegel 1844: Ardea comata Pallas. Gemeiner Rallenreiher. Héron-crabier ordinaire. (Lat comata 'harig' duidt ws. op de als lange haren uitziende kuif). Schlegel 1852 (p.91): "De ralreiger". Schlegel 1858 vermeldt dat dan in ons land slechts één wn. van de soort is gedaan, op het (voormalige) Schollevaars-eiland nabij Rotterdam. Voor de etymologie van de samenstellende delen zie onder Ral en Reiger.