Gepubliceerd op 16-11-2020

Poep

betekenis & definitie

(1) Friese volksnaam voor de Meerkoet [De Vries 1912; 1928; Zantema 1992]. Albarda 1897 noemt de naam niet.

Het woord betekent ook 'Duitser' of 'Groninger' [De Vries 1928 p.116]. Als scheldnaam hanteert ook de uitgescholdene de naam weer: zo is poep bij de Groninger een scheldnaam voor een Duitser (deze komt uit 'Poepmlaand') of voor een katholiek [vD 1970], en bij de (Noord)duitser is 'Pap' (ook Pup?) een katholiek. Duitse volksnamen voor de Meerkoet zijn Pfaff ('paap'), Papke en Pupke [Wüst 1970]; het lijdt weinig twijfel of bij de D naam is er een verwijzing naar het uniforme zwarte kleed. De gevoelswaarde van de naam zal nog eens extra benadeeld zijn door het bestaan van het woord poep/Pup ( = 'drek').ETYMOLOGIE N poep (=scheldnaam voor personen) (begin 17e eeuw) ?<D Bube 'boef'. De VK vermeldt het woord niet, evenmin als MH.

(2) Oostzeeuwsvlaamse naam voor de Steenuil ←, een afkorting echter van Uiltje Poep, Eulke Poep of Uilke Poep [B&TS 1995; WVD 1996]. Ook Poepuul, Poepeul in Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland en Walcheren (Zld) en Poepuil in Noord-Holland. De verklaring en etymologie zijn niet geheel eensluidend, al wordt er vanzelf bij het huidig gebruik van deze namen aan poep 'uitwerpselen' gedacht. Tegelijk kan, juist bij de steenuil, de betekenis 'klein, dik en mollig' meespelen [Wilms 960731,7]. Mogelijk hebben deze namen toch een andere voorgeschiedenis, waarbij uiteindelijk alle namen op een onomatopee zouden kunnen neerkomen; de oeklank echter (klankwettig daarvan afgeleid de [uu] en de [ui]-klank; zie sub Uil! Zie ook sub Koetsch), die steeds in de namen van het lemma aanwezig is, past niet zo goed op het geluid van de steenuil.

Door Zeeuws-Vlaanderen loopt een scheidslijn, die een klein oostelijk gebied, aansluitend op Antwerpen, afscheidt, waar men [ui] uitspreekt, van een groter westelijk gebied, waar de diftongering van de [uu] tot [ui] nog niet doorgedrongen is; in dit gebied zal men dus [uul] uitspreken, in het oostelijk deel [uil. [Van der Wal 1994, kaartje op p.264].