Gepubliceerd op 16-11-2020

Paapje

betekenis & definitie

Saxicola rubetra (Linnaeus: Motacilla) 1758. Vrij kleine, met de Roodborsttapuit verwante, in de Lage Landen broedende Zangvogel.

De laatste jaren is de broedbiotoop van deze soort op de meeste plaatsen verdwenen en zijn Paapjes hier alleen op doortrek te zien.Houttuyn 1763 (p.579) bij Linnaeus' 18e 'Kwikstaart', Motacilla rubetra (onderstreping in citaat door mij): "Dit is een andere Soort van Oenanthe, dien sommige Autheuren Muscicapa of Vliegenvanger noemen, doch de Franschen geeven 'er den naam aan van le Grand Traquet of Tarier, de Duitschers noemen hem Flugenstaecherle, dat is Vliegensteeker en TodtenVogel, de Engelschen noemen hem Whin-Chat, de Italiaanen Mountanello. Het schynt ons Paapje te zyn, onthoudende zig in Europa en wat kleiner zynde dan 't voorgaande." [De voorgaande was de Witstaart, thans Tapuit geheten]. Uit Houttuyns formulering blijkt al dat de auteur niet zeker van zijn zaak is. En inderdaad zijn het PAAPJE en het ZINGEND VAAL GEEL PAAPJE bij Vroeg 1764 héél andere soorten: "Linaria" (Kneu of Barmsijs) resp. "Salicaria" (Rietzanger), terwijl bij Vroeg 1764 het huidige Paapje Hei Vinkje (p.18) of Heyknapper (p.19) heette en bij Wegman 1765 (p.26) Zeemborsje (ws. naar het honinggele borstje). Het betreft hier volgens opgave steeds Linnaeus' 18e Motacilla, "Rubetra". Vroeg stelt, dat zijn Hei Vinkje beslist géén Paapje is! Het ziet er dus naar uit dat Houttuyn erg gegokt heeft met het 'opplakken' van de N naam Paapje op Saxicola rubetra en de kans is groot dat hij zich vergist heeft! Vroeg 1764 schrijft dat ook (p.21): "... een PAAPJE, ... by Linnxus onder zyn 98e Geslacht der VINKEN behoorende, hoewel de Vertaalder [=Houttuyn] van dezen Natuurkundigen Heer dit Diertje (zekerlyk door misvatting) onder zyn 18de soort der KWIKSTAARTEN gebragt heeft." De vergissing van Houttuyn berustte ws. op het gemeenschappelijke rubetra in de namen Motacilla rubetra 'Paapje' (bij Linnaeus) en Fringilla rubetra (ws. 'Kneu'; meer sub Braamsijske ← en Paapsijske ←) bij Vroeg. Niettemin volgden B&O 1822 en Schlegel 1852 Houttuyn: ook bij hen luidt de naam voor S. rubetra: "Het Paapje." Fries Paapke <Paepke ←.

Het zal hier dus moeilijk worden om tot een bevredigende verklaring voor het gebruik van de naam Paapje te komen: oorspronkelijk was het een andere soort, en wel Kneu of Barmsijs! Vermoedelijk stamt uit dit gegeven ook het gebruik van de naam Paapje bij volièrehouders voor het zuidamerikaanse geslacht Sporophila, bijv. het Witvoorhoofd-Paapje Sporophila lineola (Linnaeus:Loxia) 1758 [Rutgers 1964-68].

{Een kleine inventarisatie van vogels die in een of andere taal deze of een soortgelijke naam dragen: N volksnamen zijn: Nachtpaapje voor de Roodborsttapuit Saxicola torquata, Blauwpaapje voor de Gekraagde Roodstaart en de hele reeks Paapje, Blank Paapje, Bruin Paapje en Steenpaapje voor de Barmsijs. Jackson l968 noemt de Engelse volksnaam Pope (letterlijk 'paap') voor de volgende soorten: Goudvink, Papegaaiduiker en de Grauwe Klauwier Lanius collurio. In de V.S. kent men de Mexicaanse Nonpareil Passerina ciris (E Painted Bunting, D Papstfink, F Pape de la Louisiane of Nonpareil) onder de naam Pope. De Duitsers kennen het woord Dompfaff (ookPfaffchen enPfafflin (Gesner 1555)) voor de Goudvink, waarbij -pfaff staat voor 'priester, paap (verbonden aan een domkerk)'. Ook D volksnamen Pfaffchen (naast Rötling) voor het Paapje en Pfaff voor Meerkoet, Kokmeeuw en Nachtzwaluw [Suolahti 1909; Van Beckum 1952; De Vries 1928; Wüst 1970; HG 1669].

Bij het overzien van al deze namen is er weinig twijfel dat in de meeste gevallen de kleur van de ambtsgewaden de aanleiding voor het geven van de vogelnaam is geweest. De rode kruin van de Barmsijs stemt overeen met de (paars)rode kalot, die in een bepaalde liturgie door bepaalde geestelijken wordt gedragen. Naast de paap werden om soortgelijke redenen ook de non (bijv. Mergus albellus), de senator, de kardinaal, de bisschop (episcopus) en de monnik (F Moineau 'Huismus') <F moine 'monnik') vernoemd. De frater 'doet hieraan niet mee: voor N Frater ← Vgl. ook nog de wetenschappelijke naam Fratercula (=Papegaaiduiker). Bij de vergelijking met een paap speelt de tonsuur (kaal geschoren hoofdkruin) van deze soms een rol. Dit is ws. wel het geval bij de plantennamen Papenkruid <mnl Papencruut (=Paardenbloem Taraxacum vulgare) waar men de kale wittige bloembodem na het wegblazen van de vruchtjes (aan de parachuutjes) met de priestertonsuur vergeleek [Kleijn 1979], en mogelijk was dat ook het geval bij N Blauwpaapje (de Gekraagde Roodstaart-heeft een opvallend wit plekje op de kop) en D Pfaff (de Meerkoet is zwart en heeft een witte bles op de kop)}.

In het geval van het Paapje kan men ook de suggestie van B&TS 1995 volgen dat de vogelnaam rechtstreeks gemotiveerd is door het bruine habijt van de paap 'geestelijke', dit i.v.m. de bruinzwarte bovenzijde ('mantel') van de vogel. De motivatie is dan dezelfde die Robert 1993 geeft voor F Moineau. Men kan daarbij tegenwerpen dat zovéél vogels een bruine bovenzijde hebben en verder dat dus nog steeds niet zeker is over welke oorspr. soort we het hebben.

Hoewel er soms van een overdreven neiging sprake is om alle N vogelnamen in de verkleiningsvorm te zetten, is de verkleiningsvorm bij het Paapje authentiek.

ETYMOLOGIE N paap <N PAEPE, pape. Presbyter [VK] <mnl pape, paep; oudfries papa; mnd pape (vgl. ook sub Poep); D/mhd Pfaffe <ohd pfaffo; gotisch papa <byzantijns-Gr pap(p)as 'lagere geestelijke'; R non pop 'pope, russische priester'. [NEW 1992; vDE 1993]