Gepubliceerd op 16-11-2020

Oeverzwaluw

betekenis & definitie

Riparia riparia (Linnaeus: Hirundo) 1758. In steile oevers broedende Zwaluwsoort.

De oevers moeten uit zodanig materiaal bestaan, dat de vogels er met hun pootjes nestgangen in graven kunnen. Over het algemeen is het type oever dat voor de Oeverzwaluw geschikt is, voor de (niet-verwante) Oeverloper ongeschikt, en andersom. D Uferschwalbe. Fries Ierdswel ←. letterlijk 'aardzwaluw'. Zie ook Modderswel, Schaarzwaluw, Schierzwaluw en Schoorzwaalf.Lat Riparia <Lat ripa 'oever', oorspronkelijk 'steil afgebrokkelde rand' [Muller-Renkema].

BENOEMINGSGESCHIEDENIS Houttuyn 1763 (p.610) noemt als 'officiële' N naam voor de soort Strand-Zwaluw, welke naam hij niet nader verklaart. Wel noemt hij in zijn tekst, hieronder integraal weergegeven, tal van andere, deels toegelichte namen: "(4) Zwaluw die Aschgraauw is, met de Keel en den Buik wit. Van de Schryvers wordt deeze genoemd de Oever-Zwaluw, of Drepanis, wegens hare Zeissenswyze Staart. De Engelschen noemenze gemeenlyk Sand-Martin of Banck-Martin, om dat zy haare Nesten in de Zandbanken aan den Oever der Zee of in de Duinen maakt. Van de Sweeden wordt zy Strand-Swala, dat is StrandZwaluw geheten. De Duitschers geeven 'er ook den naam aan, van Ryn- en Wasser-Schwalbe: men zou ze Aard-Zwaluw noemen kunnen.

Het is die, waar van de Heer COLLINSON meldt, dat op zyn verzoek dezelven 's Winters in haare Holen gezogt, maar niet gevonden waren; 't welk, ook in dien opzigte, de Stellingen van KLEIN, die haar een Winterverblyf in de Aarde toeschryft, omver stoot. En, inderdaad, het is de ongerymdheid zelve, dat de Water-Zwaluwen; want dus noemt men ook deeze, zig 's Winters in de Aarde begraaven, en de Lugt-Zwaluwen in 't Water kruipen zouden! De Strand- of Zand-Zwaluw, daar wy thans van spreeken, is kleiner zelfs dan de kleine of Boeren-Zwaluw [N.B.: bedoeld wordt de Huiszwaluw Delichon urbica!], hier voor beschreeven. De Pooten zyn van agteren, tot aan de Vingeren toe, met Wolligheid bezet."

NV 1770 noemt de namen Oever-zwaluw en Aerd-zwaluw. B&O 1822: "De Aard- of Oeverzwaluw."

Schlegel 1852 geeft "De oeverzwaluw", maakt melding van een verdwenen kolonie "aan de oevers van het kanaal bij de tweede Katwijksche sluis" en "Broeit aan de hooge oevers der riviertjes in Noord-Brabant (VERSTER)". Zie in dit verband ("hooge oevers") ook onder Schoorzwaalf.

De Oeverzwaluw was al bij Turner 1544, Eber & Peucer 1552 en Gesner 1555 bekend [Suolahti 1909]. Jonston 1660, Tab.42: "Hyrundo Riparia Wafier Schwalb Spijr".