Gepubliceerd op 16-11-2020

Nachtegaal Luscinia megarhynchos

betekenis & definitie

C L Brehm 1831. Een onaanzienlijke, kleine Lijsterachtige vogel, die echter een enorme stem heeft die hij overdag maar ook 's nachts laat horen (in N vanaf half april tot nauwelijks nog na de langste dag).

Een uiterlijk maar weinig verschillende soort, de Noordse Nachtegaal ← trekt in ons land in zeer gering aantal door, broedt o.a. in Noordoost-Polen en Zuid-Zweden, en zingt ook zeer krachtig (en 's nachts).Daar waar men alleen de Noordse Nachtegaal als broedvogel binnen zijn grenzen heeft, geeft men uiteraard deze de korte, eenvoudige naam zonder toevoeging. Zo luidt de naam van de soort in Zweden Naktergal, terwijl onze Nachtegaal, die in Zweden bijzonder is, daar Sydnaktergal heet (precies omgekeerd dus als bij ons waar de Noordse Nachtegaal de bijzondere is).

In het noors en deens volgt men het 'zweedse model' (met Nattergal en Sornattergal resp. Nattergal en Sydlig Nattergal). Litouws Lakstingala, lets Lakstigala en fins Satakieli staan voor 'Noordse Nachtegaal', in die landen broedvogel.

ETYMOLOGIE N Nachtegaal <N Nachtegael [VK] <mnl Nachtegael, Nachtegale (jvM 4e kw. 13e eeuw), Nagtegale (Bern. c.1240) [VT]; D Nachtigall <mhdnahtegal(e) <ohdnahtagala; E Nightingale <middelengels nyghtegale (Ranulph Higden (c.1330-1360) [Gurney]), nyghtgale (1483) <oudengels nihtingale (midden 13e eeuw), nihtegale. Ongeveer gelijkaardige namen in scandinavische en baltische talen zijn mogelijk ontleend aan ohdnahtagala, nahtigala.

Gezien de betekenisverschillen van mnl galen 'lawaai maken, misbaar maken', ohd galan 'zingen, bezweren, betoveren', oudengels galan 'zingen, roepen' en oudnoords gala 'zingen, schreeuwen, toverformules opzeggen' (<idg *ghel 'roepen, schreeuwen'), is het niet heel vanzelfsprekend dat westgermaans *naxtagalön 'nachtzangster (vrouwelijk!)' betekent. Mogelijk was er integendeel een ongunstige gevoelswaarde (vgl. ~N gillen) van dit woord. Maar of men de Nachtegaal ten tijde van de naamgeving nu mooi vond zingen of niet, een feit is dat de Nachtegaal zeer luid zingt en daardoor in het vogelkoor opvalt (wat 's nachts, als de meeste andere Zangvogels stil worden, nog meer het geval is). Het element -gaal vinden we ook in de vogelnaam Steengal ← en in westfries en fries piepegaal, resp. pipegael 'kruiwagen', ws. vanwege het dikwijls snerpend piepen van het wiel van deze. Ook de N woorden galm (met m-suffix als in walm, helm en molm) en gillen en hetE yell zijn verwant.

De a in N/D nacht is volgens de regels voor de Germaanse Klankverschuiving (Klankwet nr. 10) ontstaan uit een korte [o], zoals die staat in Lat nox. De Nachtegaal die zijn naam ontleent aan het (ook) 's nachts zingen, geeft a.h.w. nocturnes.

Bij de officiële friese naam Geal is het element nacht kennelijk niet meer belangrijk gevonden; dit is min of meer terecht: ook overdag 'galmt' de soort er lustig op los. De Vries 1911 gaf nog wel Nachtegeal. De Vries 1928 vermeldt noordfries Nachdigal op Wiedingharde.