Gepubliceerd op 16-11-2020

Madelief Madeliefje

betekenis & definitie

Volksnaam voor de Boomleeuwerik ← die gegeven zou zijn naar de melodieuze lok- en vluchtroep [Thijsse 1944]. Snouckaert 1908 vermeldt de naam (voor de Boomleeuwerik) "bij de Amsterdamsche vogelkoopers".

B&TS 1995 geven de naam twee keer op: Madelief voor de Boomleeuwerik, en Madeliefje voor de Veldleeuwerik. Dit is des opmerkelijk, daar de Veldleeuwerik groter is dan de Boomleeuwerik. Bij de Boomleeuwerik geven zij Amsterdam op als plaats waar de naam gebruikt wordt. Aangezien bij Amsterdam geen Boomleeuwerikken in de vrije natuur voorkomen, moet dit gegeven ws. in verband gezien worden met de opmerking bij Snouckaert 1908.

ETYMOLOGIE De naam zou dus een onomatopee zijn, met misschien invloed van de plantennaam Madeliefje =Bellis perennis L. en misschien ook van de naam Zoetelief ← welke ook voornamelijk onomatopoëtisch lijkt te zijn bepaald. Hierop gelijkende onomatopoëtische namen heeft de Kuifleeuwerik, te weten F Cochevis en N volksnaam Kokkelevi ←. Maar bij de plantennaam Madeliefje staat het element madevoor'weide' [vDE 1993]. Indien we er vanuitgaan dat de naam Madelief(je) oorspronkelijk zou hebben kunnen staan voor de Veldleeuwerik of misschien de Graspieper (bij B&O 1822 wordt de naam genoemd voor "Alauda mosellana L., De Tietleeuwrik, Veldleeuwrik, Koppier, het Madeliefje"), is ook hier het element madeterstond verklaard: 'weide-'; Veldleeuwerikken en Graspiepers komen nl. in weiden voor. (Voor de etymologie van made zie sub Mathoen). Het element -lief(je) zou een enigszins veranderd woord voor 'Leeuwerik' kunnen zijn: er is immers ook vlaams Lieveken (=Boomleeuwerik) en de volksnaam Lieferink (=Veldleeuwerik). Zo bezien is de vogelnaam Madelief het equivalent van E Meadow-lark, zowel naar vorm als naar betekenis.